Algemene Valkerijtermen
* Aanslaan: Het grijpen van de prooi door de roofvogel.
* Aantrekken: Het lokken van de roofvogel met een beloning, meestal met behulp van de loer.
* Balg: Het maaggedeelte waar de voedselopslag plaatsvindt.
* Buikvol: Wanneer de vogel volledig gevoed is en geen honger meer heeft.
* Fournituren: Alle hulpmiddelen die in de valkerij worden gebruikt, zoals huiven, loeren en touwen.
* Huif/Kap: Een kapje dat over het hoofd van de vogel wordt geplaatst om hem het zicht te ontnemen.
* Houden: De techniek waarmee de vogel na een vlucht gevangen of vastgehouden wordt.
* Jachtvalk: Een valk die specifiek voor de jacht is getraind.
* Kappen: Het gebruik van de huif om de vogel rustig te houden door hem het zicht te ontnemen.
* Loer: Een kunstprooi gemaakt van leer of veren, gebruikt om de roofvogel te trainen en terug te lokken.
* Pitsen: Het lokken van de vogel met de loer.
* Slaan: Het doden of verwonden van de prooi door de roofvogel.
* Tellen: Het nauwkeurig afwegen van het voedsel dat aan de vogel wordt gegeven om zijn gewicht en conditie te beheren.
Soorten Vlucht
* Hoge Vlucht: Jachtmethode waarbij de roofvogel (meestal een slechtvalk) hoog boven de jager vliegt en vanuit de lucht toeslaat.
* Lage Vlucht: Jachtmethode waarbij de roofvogel direct vanaf de hand van de valkenier op de prooi wordt losgelaten.
Gedrag en Training
* Boeten: Het verzorgen van de prooi door de roofvogel, bijvoorbeeld het verwijderen van veren.
* Ganzenen: Het volgen en opnieuw loslaten van de vogel op de vlucht.
* Houding: De manier waarop een roofvogel zich presenteert, wat kan wijzen op zijn gemoedstoestand of gezondheid.
* Jagen: Het loslaten van de vogel op een prooi, het daadwerkelijk uitvoeren van de jacht.
* Kweken: Het fokken van roofvogels voor de valkerij of natuurbescherming.
* Lossen: Het loslaten van de roofvogel om te vliegen of te jagen.
* Passeren: Het over- of langs vliegen van de prooi zonder aan te vallen.
Accessoires en Uitrusting
* Bevedering: De verenstructuur van de roofvogel, essentieel voor zijn vliegvermogen.
* Boei: Een vaste plek waar de vogel veilig kan rusten zonder te kunnen wegvliegen.
* Lijn: Een lang koord dat wordt gebruikt om de roofvogel te trainen of te controleren tijdens het vliegen.
* Slof: Een beschermhoes voor de klauwen van de vogel.
Fysiologie en Voeding
* Gewiekd: Een vogel waarvan de vleugels zijn gesneden om zijn vlucht te beperken, meestal bij tamme vogels.
* Keelzetten: Het voeden van de vogel.
* Pennen: De lange slagveren van de vleugels die essentieel zijn voor de vlucht.
Deze lijst bevat de meeste basistermen die in de valkerij worden gebruikt, en kan variëren afhankelijk van de regio en de specifieke praktijk binnen de valkerij.